Bericht van Huub van Landveld Deel 2 Emoties en NAH:Emoties en NAH:
De gevolgen van hersenletsel zijn voor iedereen verschillend, afhankelijk van de plaats van beschadiging in de hersenen, de ernst van de beschadiging. Ieder letsel verschilt!
Emotionele- en gedragsveranderingen door lichamelijke oorzaken kunnen soms pijnlijk verwoord worden en ‘van binnen uit’ door de getroffene ook totaal anders beleefd worden.
De gevolgen van hersenletsel op het gebied van gedrag en emotie kunnen velerlei zijn en kunnen worden onderverdeeld in psychiatrische stoornissen (bijvoorbeeld depressie), gedragsproblemen (bijvoorbeeld agressie), persoonlijkheidsveranderingen (bijvoorbeeld egocentrisme). Het komt ook voor dat mensen na het hersenletsel vriendelijker of zachtmoediger geworden zijn.
In veel gevallen komt het veranderde gedrag niet voort uit onwil maar eerder uit onvermogen.
Enkele voorbeelden van verandering op het emotionele vlak :
Angst kan opspelen of problemen met de verwerking of aanvaarding van het hersenletsel. Er kunnen afgevlakte of juist versterkte heftiger emoties zijn. Iemand kan bijvoorbeeld sneller boos zijn of depressieve gevoelens hebben, een ander kan de emotie niet meer tonen of voelen. Weer een ander lijkt juist een overmatige vrolijkheid te hebben.
Emoties kunnen afgevlakt zijn waardoor mensen het gevoel hebben niet meer volledig te leven. Sommige zeggen: het is alsof ik in een roes leef. Mijn emoties gaan niet meer zo diep. Alles is een beetje afgevlakt lijkt wel, zowel verdriet als blijdschap. Dat is erg jammer en schaadt de sociale omgang”. Een ander zegt: “Emoties komen minder hard binnen. Waar een ander van in tranen is van ontroering of bij slecht-nieuws-berichten, gebeurt er bij mij niets”.
Sommige mensen kunnen niet meer huilen door het hersenletsel. Dat kan een forse belemmering geven in het leven. Mensen kunnen dan wel de emotie voelen maar de tranen die de opluchting kunnen geven aan deze emotie komen niet. Iemand benoemt het zo: “Vaak ben ik ‘vol’ en denk dan; wat een opluchting zou het zijn als ik nu kan huilen. Maar ik kan het niet meer. Het lijkt wel of de tranen op zijn.”
Emoties kunnen daarentegen ook juist meer aan de oppervlakte liggen waardoor de persoon met hersenletsel sneller in tranen geraakt. Dat wil niet altijd zeggen dat diegene verdrietig of somber is, maar een licht gevoelde emotie als medeleven, ontroering, frustratie, moeheid, overprikkeling kan al leiden tot tranen in de ogen. Veel mensen met hersenletsel noemen zich ‘emotioneel incontinent’; de tranen rollen gewoon de ogen uit.
Er zijn diverse oorzaken van huilen na hersenletsel.
Ongecontroleerd huilen in huilbuien
Als het huilen of lachen in aanvallen komt en onvrijwillig en oncontroleerbaar komt heet dat dwanghuilen. Het is belangrijk dit goed te onderscheiden en te diagnosticeren omdat medicatie hier verlichting in kan brengen. Dwanghuilen lijkt op een depressie maar iemand heeft niet het verdriet of enorme zwaarmoedigheid zoals bij een depressie.
Overprikkeling
In tranen geraken kan komen door vermoeidheid en door zintuiglijke en cognitieve, zelfs emotionele overprikkeling doordat het brein anders reageert. Weet dat velen zich hiervoor generen, het niet kunnen veranderen. Een enkeling lacht het weg. Vragen waar de tranen voor staan, schept duidelijkheid.
Overbelasting
Vroeger werden mensen met hersenletsel gelabeld als emotioneel ‘labiel’. Iemand kan zo intens moe en overbelast zijn door het hersenletsel en kan dan niets anders meer doen dan huilen. Alleen als de vermoeidheid huilbui leidt tot in slaap vallen kan het opluchting geven, anders niet. Vergelijk het hebben van hersenletsel met een oude batterij die te langzaam oplaadt en snel leeg is. Emoties kosten zoveel energie.
Als de persoonlijkheid enorm veranderd is en alle emoties vergroot aanwezig lijken, en/of ongepast geuit, kan er gedacht worden aan neuropsychiatrie.
Mensen met hersenletsel kunnen zich schamen voor wie ze geworden zijn door het letsel en kunnen minder zelfvertrouwen ervaren dan voorheen. Ze kunnen zich tot last voelen.
Weer anderen lijken een verminderd invoelend vermogen te hebben, anderen juist een groter invoelend vermogen en milder zijn. Geen letsel is gelijk aan het andere.
Spanning, emoties, veel prikkels van buitenaf; iets wat net nog leuk was, kan ineens teveel worden en dat hangt samen met vermoeidheid. Stemmingswisselingen kunnen zomaar optreden. De hersenen krijgen het even niet meer ‘bij-elkaar-gedacht’. Verlies van overzicht kan volgen en daarmee soms verlies van zelfbeheersing.
Gedragsmatige veranderingen
Niemand krijgt een handleiding bij het letsel mee; alles wat permanent beschadigd is, zal met vallen en opstaan ontdekt moeten worden. Bijna ieder mens met hersenletsel zal zich proberen terug te vechten naar het ‘oude en bekende niveau’. Maar elk letsel brengt schade mee. Welke schade? De schade wordt mettertijd herkenbaar of kan worden geïnventariseerd met bijvoorbeeld een klachtenlijst NAH.
Iemand voelt zich ondertussen wel op de tenen lopen als iets niet meer goed lukt.
Ongemerkt worden dan al wel signalen afgegeven aan de omgeving die iets interpreteert als geïrriteerdheid of stress of zelfgerichtheid. Pas na verloop van tijd kan de persoon met letsel doorkrijgen dat hij /zij:
niet goed meer kan plannen
impulsief is en de gevolgen niet doordenken kan
oriëntatie verminderd is, (waar heb ik dit gelegd of waar is nou die straat?)
de handen vol heeft aan het eigen ‘hoofd boven water houden’, daardoor minder oog heeft voor de ander. Diegene heeft alle concentratie nodig om zelf overeind te blijven. Het kan dan lijken dat diegene minder empathisch is of egocentrisch en zelfgericht. Maar mensen kunnen ook echt minder empathisch worden door het letsel.
De persoon met hersenletsel lijkt een ander mens dan voor het letsel; hij, zij is niet meer de oude. De basisstemming kan veranderd zijn.
Iemand kan na het hersenletsel moeite hebben met balans vinden tussen ontspanning en inspanning.
Het komt voor dat bij dezelfde persoon de ene dag alles goed gaat en de volgende dag alles tegen lijkt te zitten en alles mislukt.
De éne mens is chaotischer of heeft geen rem, blijft herhalen en vastzitten in een emotie, een ander neemt geen initiatief meer. Er zijn verschillende uitingen van ontremmingen;
Als iemand verminderd ziekte-inzicht heeft kan dat leiden tot gevaarlijk gedrag of een zelfoverschatting.
Als iemand niet kan leren van ervaringen of niet kan generaliseren kan dat ook leiden tot overmoedig gedrag.
Iemand kan zichzelf ook onderschatten en niets meer durven door te weinig zelfvertrouwen. Onzekerder gedrag kan optreden, doordat door het hersenletsel alles moeizamer gaat.
Karakterveranderingen kunnen plaatsvinden
Ongeveer de helft van de mensen met letsel lijkt een vorm van karakterverandering te hebben. Karaktertrekken kunnen sterker aanwezig zijn dan voor het letsel maar mensen kunnen ook echt veranderen. Iemand kan ‘sociaal onaangepast’ of agressief gedrag vertonen. Iemand kan door het letsel veel gaan vloeken of een veranderde vorm van humor hebben.
Anderen kunnen zachter, milder worden. Het blijft belangrijk om ook te benoemen dat mensen door het letsel zachtmoediger of vriendelijker zijn geworden. Het merendeel van de websites over hersenletsel benoemt alleen de ‘negatieve veranderingen’; dat valt dan bijna onder stigmatisering. Juist omdat slechts de helft van de mensen met letsel veranderingen in karakter toont en daarvan ook een deel ”positiever verandert’.
Negatieve karakterveranderingen lijken dus sterker op te vallen. Dat schept een verontrustend en vertekend beeld van de werkelijkheid en geeft een negatief label aan mensen met hersenletsel.
Dat laat onverlet dat iedere karakterverandering voor de omgeving en de mens met letsel te veel verandering met zich mee kan brengen en een gemis aan “de oude persoon” kan geven.
Gedragsveranderingen van rechterhersenhelft en frontaalletsel
Over het algemeen geeft letsel in de rechterhersenhelft en in het voorhoofd (frontaal letsel) meer gedragsverandering en persoonlijkheidsverandering dan in de linkerhersenhelft. Letsel in de linkerhersenhelft geeft daarentegen kans op afasie, wat de communicatie bemoeilijkt en iemand kan frustreren.
Voorbeelden van gedragsverandering als direct gevolg van hersenletsel:
Gedrag dat voortkomt omdat de mens met hersenletsel en diens omgeving nog niet doorheeft waar de valkuilen liggen van het letsel. Iemand heeft bijvoorbeeld geen tijdsbesef meer. Diegene heeft dat nog niet door en zal dan wat gestrest met ’tijd’ omgaan; anderen opjagen in tijdsdruk, bang zijn altijd te laat te komen, iets àf willen hebben ongeacht de vermoeidheid. Er komt geen gebruiksaanwijzing mee met het letsel. Iemand moet door de tijd heen doorkrijgen wat er kapot is. Dat kan al fikse irritatie geven bij de omstanders die wel het gedrag observeren maar de reden niet herkennen of invoelen.
Te veel gedrag waardoor iemand motorisch onrustig is of niet stil kan zitten. Verbaal onrustig zijn en te veel of te luid praten. Iemand kan ontremd zijn bij eten en drinken en daardoor almaar doorgaan of is in seksueel opzicht ontremd.
Te weinig gedrag met als gevolg initiatiefverlies, niet op gang kunnen komen of onverschillig zijn. Ook de afwezigheid van emotionele reacties valt hieronder.
Sociaal onaangepast of onfatsoenlijk gedrag.
Depressieve stemming.
Niet kunnen stoppen met emoties als lachen of huilen; dwanglachen of dwanghuilen.
Op zichzelf gericht gedrag, egocentriciteit, dat iemand voor het letsel niet vertoonde.
Afwezigheid van empathie na traumatisch hersenletsel. Dit komt puur door het letsel zelf en de plaats van het letsel in de hersenen. Het is geen onwil. Hiervoor is een therapie voor ontwikkeld.
Snelle en onvoorspelbare stemmingswisselingen; emotionele labiliteit.
Claimend gedrag.
Veranderd gedrag in intimiteit of seksualiteit.
Achterdocht bijvoorbeeld als gevolg van een verstoorde geheugenfunctie.
Geagiteerd gedrag bijvoorbeeld als gevolg van overprikkeling ten gevolge van mentale vermoeidheid (treedt versneld op bij mentale traagheid). Bij overprikkeling is het een uiting van onvermogen, dat er niet gevlucht kan worden voor de drukte of voor de ziekmakende prikkels.
Agressief zijn in woorden of handelingen of allebei.
Fysieke agressie bijvoorbeeld wanneer verbale uitingen van frustratie bijvoorbeeld door afasie niet mogelijk zijn. Dit komt relatief vaak voor bij mensen met NAH. Het heeft te maken met verstoorde controle. Er is sprake van agressie als iemand andermans grenzen overschrijdt, bewust schade berokkent of met woede probeert iets te bereiken. In feite snel boos, een kort lontje.
Vijf tips voor omgaan met agressief gedrag
1. Blijf beleefd. Voorkom of stap uit de strijd. (Neem je voor om samen te werken, loop even een rondje en bedenk wat je kunt doen)
2. Houd respect voor de ander en benoem wat er echt gebeurt. Bijvoorbeeld: “Ik zie dat je heel boos bent.”
3. Houd oogcontact en zeg hoe het op je overkomt of wat het met je doet.
4. Geef aan wat je wél graag wilt.
5. Stel een grens, maar wijs de ander niet af. Bekijk of de ander echt geluisterd heeft en of er iets verandert.